Drachtster Tram (2)

De Drachtster Tram passeert het Peizerdiep richting Roden

De Drachtster Tram door Roden (2)

Na het besluit dat het traject van de tram vanuit Drachten via Roden en Peize naar Groningen zou lopen kocht de NTM een boerderijtje aan de Kanaalstraat dat als haltegebouw en opslagplaats voor de dienst ‘Dienst en Werken’ moest dienen. Kort voor de opening van de lijn in 1913 vestigde het gezin van Wiebe Ekas zich in de woning van het haltegebouw. Wiebe Ekas was ploegbaas bij de NTM en was zo betrokken geweest bij de aanleg van de lijn. Anders dan Leek was Roden volgens NTM begrippen geen station maar een halte. Dit ondanks het grotere passagiers- en goederenaanbod in Roden. In een eigen haltegebouw als in Roden, vestigde men bij voorkeur een ploegbaas met opgroeiende kinderen. Deze ploegbaas werd tevens agent in de betreffende plaats. Omdat Ekas overdag afwezig was draaiden de moeder en de kinderen op voor de werkzaamheden die aan het agentschap waren verbonden. Roden was een belangrijk agentschap en het betekende dat de provisie een heel goede aanvulling was op het toch wel magere loon van een ploegbaas. Pas na de opening van de lijn werd aan de achterkant van het gebouw, aan de perronzijde, een wachtkamer gebouwd met de nodige loketten. Voordat deze voorzieningen er waren vond de kaartverkoop plaats aan de voorkant van het huis. Vanuit de woonkamer verkocht moeder Ekas door het opgeschoven raam de eerste kaartjes aan de reislustige Roners. Hoewel de NTM niet aan een feestelijke opening van de lijn wenste mee te werken was dit voor Roden en Leek geen beletsel om aandacht te schenken aan dit belangrijk feit. De Commissie voor Snelverkeer die onder leiding van meester Zondag de route via Roden voor elkaar had gekregen werd gehuldigd. Er was een muzikale rondgang door het dorp en de feestcommissie kreeg bij de familie Kymmell op de Mensinge erewijn. Roden was ’s avonds feestelijk verlicht met lampions en vetpotjes. De feestelijkheden werden afgesloten met een groots vuurwerk.Wat inkomsten betreft ging het de tramlijn erg goed. De opbrengsten waren in de maand november 1913 al hoger dan de totale opbrengsten van de lijn Gorredijk-Oosterwolde over het hele jaar 1912. Het haltegebouw met zijn bewoners werden snel in de normale gang van zaken van Roden ingepast. Moeder Klara en de dochters verkochten de kaartjes en abonnementen, namen pakketjes in ontvangst en bestelden de vee- en goederenwagons. De zoons reden dagelijks met de handkar door het dorp om de stukgoederen af te halen of te bezorgen. Hierbij was ook het wekelijkse onsje rookvlees voor de freule Kymmell, dat ze speciaal uit Groningen liet komen. Tot de beste klanten van de tram behoorde de zuivelfabriek. Deze liet veel producten met de tram naar Lemmer en vandaar met de boot naar Amsterdam vervoeren. Bij spoedzendingen leverde dit voor het trampersoneel altijd een paar sigaren op. Door de recreatiemogelijkheden van Roden nam het vervoer van dagjesmensen, vooral op zondag, een grote vlucht. Veel jeugdverenigingen maakten volop gebruik van de tram. In de zomervakantie reden er drie tot vier weken extra trams naar Roden voor de Stichting Vakantiescholen Groningen. Zo kon de stadse jeugd van de buitenlucht genieten. De jeugd uit Roden, die naar de verschillende scholen in Groningen ging, maakte op grote schaal gebruik van de tram. Voor de medepassagiers was dit niet altijd een pretje. Volgens een ingezonden stuk van een trampassagier in de Leekster Courant van 15 oktober 1913 was er sprake van “baldadig gedrag en gedurende de reis wordt er een verwilderde opvoeding genoten”. Onderweg werden er brandjes gestookt in de rijtuigen en de grootste durfals klommen tijdens de rit op het dak. Vooral dit laatste was levensgevaarlijk vanwege de langs de trambaan staande bomen. Ondanks de geringe snelheid van de tram gebeurden er regelmatig ongelukken. In een enkel geval zelfs met dodelijke afloop. Dit was ook niet zo verwonderlijk. De tram kruiste soms de weg bestemd voor het overige verkeer zonder dat hier speciale maatregelen voor werden getroffen. Het enige waarschuwingssignaal was de stoomfluit. Bij sommige woningen reed de tram bijna over de stoep. Daarbij kwam dat de stoomfluit ook regelmatig door de machinist werd gebruikt op plekken waar hij vrouwelijk schoon vermoedde. Een voorwerp achteloos achtergelaten op de rails werd vaak een prooi van de tram en kon in het ergste geval leiden tot een ontsporing.

Uit het archief van de Historische Vereniging Roon