Wasknijpers uit Nietap

Wasknijpers uit Nietap

De chauffeur van Houtwarenfabriek Kok N.V. Freddy van der Velde met bijrijder Douwe van Huis voor de jeep met opbouw op de Brink in Roden. Met een hieraan gekoppelde aanhangwagen werden de rantsoenen aan huis bezorgd en gingen de gereedstaande wasknijpers retour. 

In het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw werd in veel huishoudens in het Noordenveld en Westerkwartier houten wasknijpers gemaakt. Deze vorm van huisindustrie bood de mogelijkheid om de vaak geringe financiële middelen in die tijd aan te vullen met wat extra inkomen. Hiervoor werd iedereen binnen het gezin ingeschakeld, inclusief de kinderen. Menig inwoner zal zich dit ‘knippermaoken’ nog wel herinneren. De man die hiervoor verantwoordelijk was, was H. Kok directeur en eigenaar van N.V. Houtwarenfabriek Kok uit Nietap. In die tijd beter bekend als ‘Knipper Kok’ of ‘Knieper Kok’ zoals hij in het Westerkwartier werd genoemd.

Door de grote vraag naar wasknijpers direct na de oorlog en de beperkte mogelijkheden voor automatisering werd door Kok naar extra productiecapaciteit buiten de fabriek gezocht en gevonden. Gezinnen in Noordenveld en Westerkwartier die een bijverdienste zochten konden voor Kok wasknijpers gaan maken. Hiervoor werden zij voorzien van een aantal zakken losse houtjes en een kist met metalen veren. De metalen veren werden in het begin gemaakt door Rikkert Zuiderveld in zijn werkplaats aan de Schoolstraat in Roden. Onbevoegden hadden geen toegang tot deze werkplaats omdat hij de productiemethode geheim wilde houden. De verenproductie is later overgenomen door Kok en overgeplaatst naar de fabriek in Nietap Met het ter beschikking gestelde gereedschap in de vorm van een tafel met mechaniek om de veer te openen en vervolgens de houtjes er in te schuiven ontstond de wasknijper. Deze werd vervolgens met behulp van een opsteekkam op een kaart gestoken. Afhankelijk van de afzetmarkt kon de kaart variëren in maat, vorm en aantal wasknijpers. Naast deze huisindustrie werden ook gevangenissen in Veenhuizen en sociale werkplaatsen ingeschakeld. Wekelijks werd een rantsoen losse houtjes, metalen veren en kartonnen opsteekkaarten thuisbezorgd. Een rantsoen bestond uit twee zakken losse houtjes en een kist metalen veren waarmee men 6000 wasknijpers maakte. De meeste thuiswerkers hadden hier voldoende aan. Sommige verwerkten twee rantsoenen in de week en enkelen zelfs drie. In het laatste geval was het een vereiste dat er veel kinderen in het gezin waren die mee konden helpen. Voor die kinderen geen pretje maar iedereen moest in die tijd z’n steentje bijdragen om als gezin het hoofd boven water te houden. De verdiensten voor het maken van wasknijpers was ook voor die tijd niet hoog. Voor een rantsoen werd tien gulden betaald, later verhoogd naar elf. Over de beloning werd wel veel geklaagd maar de alternatieven waren beperkt. Door automatisering werd het thuis maken van wasknijpers later onrendabel, waardoor deze vorm van huisindustrie eind vijftiger jaren verdween. Dank zij de kwaliteit was de vraag naar wasknijpers uit Nietap zo groot dat in de jaren zeventig wekelijks vier miljoen exemplaren de fabriek verlieten. Van de meer dan twintig concurrenten van net na de oorlog bleef er in die jaren slechts één over. Deze concurrent uit Nijkerkerveen maakte uitsluitend plastic wasknijpers, zodat kon worden gesproken van een monopolypositie van het product uit Nietap. Ongeveer vijfenveertig procent van de productie werd geëxporteerd. Veruit de belangrijkste exportmarkt was de Verenigde Staten, maar er werd ook geëxporteerd naar Europese landen, Afrika en Azië. In totaal 48 landen. Door overnames en toenemende concurrentie vanuit Oost-Europese landen liep de omzet later sterk terug. In 1990 werd de fabriek gesloten. Het einde van bijna vijftig jaar wasknijpers uit Nietap.

Historische Vereniging Roon te Roden.